55 jaar Carnaval in Enter
Al vrij snel kregen de Boorköttels ook een eigen lijflied, dat werd geschreven door Riet Asbroek-Otten. De tekst luidde als volgt:
Met karnaval dan veul ik al
Die kriebels in het bloed
Dan mök ter oet, en wal met spoed
Want aans wör ik neet good.
En stoa ik hier in ‘t ‘Gelle hoes’
Bin ik wier good te pas
Dan drink ik op mien Enter
En op alles wat toen was.
Ons Enter met zien klumpkes
De ganzendrievers en de zumpkes
De sfeer is heel apart
Mien dreuge en mien nat
Ie zint vuur mie ’t móóiste ‘Gat’
Ze komt elk jaor, da’s eerlijk waor
Getrouw wier op de stéé
De Raod van Elf, dat sprek van zelf
Bint drök wier in de weer,
En ok de Prins oet disse plaats
Den wil hier neet vandan
‘Blieft lachen’ is zien liefspreuk
En daor köj wal van op an.
Naast dit lied werden de Boorköttels ook muzikaal begeleid, eerst door hofkapel ‘Die Jägermeister’ en daarna door ‘De Dwarsliggers’.
De naam ‘Dwarsliggers’ is verzonnen door Bennie Slagers. Volgens had heeft het woord dwarsligger juist een positieve bedoeling omdat dwarsliggers de verbinding vormen om treinrails bij elkaar te houden. Muzikale leiders in die jaren waren vooral Frans Kerkhof en Johan Schrooten.
In de eerste jaren was het gebruik dat de nieuwe prins nooit meer dan 2 adjudanten (beide voorgaande prinsen) kreeg, maar dit gebruik is later losgelaten. Jarenlang was de residentie van de Carnavalsverenging gevestigd in zaal Dreijerink, waarna dit dus later overging naar De Kröl. Ook werd midden jaren ‘90 de Prinsengarde opgericht, de verzameling van oud-prinsen die ook ieder jaar een bijdrage leveren aan het Proamenbal. Onderstaand de Prinsen vanaf 1991: